Komen en gaan
Het was een grauwe zomerdag, donkere wolken tekenden zich af aan de hemel. Hier en daar sneed de chef van dienst, de zon, er een stukje uit. Op die manier kon ik toch nog genieten van haar warme gloed, heerlijk. Heerlijk… heerlijk was het ook om met dat kleine mensje in mij rond te lopen. Nog twee maanden en ik zou haar in mijn armen houden. Twee maanden en nog zoveel in orde te brengen, kinderkamer schilderen, nog wat spulletjes in huis halen, altijd bezig. Maar goed, dit moment met ons tweetjes samen in de zon konden ze ons niet meer afnemen. Zoals steeds sprak ik met opa af in het park, om veertien uur. Steeds aan dezelfde bank, hetzelfde tijdstip, dezelfde gewoonte. Hij begon al een dagje ouder te worden en dan was zo’n strakke afspraak voor hem een stevige kapstok. Net zoals ik, ik was ook zijn kapstok toen oma er niet meer was. Die twee samen waren een onafscheidelijk koppel, ze deden werkelijk alles samen, tot ze ziek werd. Radeloos en verloren, zo voelde hij zich. De komst van een achterkleinkind had hem er uiteindelijk bovenop geholpen. Twee oude knarren naderden de bank, een oude man met stok en een oude hond die ondanks zijn hoge leeftijd best nog zin had in een namiddagje uit met zijn baasje. Toen ik opkeek – hoe kon het ook anders – stonden mijn opa en zijn hond Sjarel naast me. “Dag meisie, houd je het nog een beetje vol?”. Hij gaf me een kus en wreef over mijn bolle buik. “Gaat wel hoor, ik probeer een beetje zon mee te pikken, net zoals mijn buren” en we keken naar de groepjes mensen die zich in het gras hadden genesteld. Die namiddag vochten we allemaal voor iets gemeenschappelijks: zon en warmte. “Wanneer is de openingsdatum alweer?” vroeg hij, enigszins afwezig. “De openingsdatum opa, hoe bedoel je?” Opa kon soms verward overkomen en gebruikte vaak woorden die leken op wat hij eigenlijk bedoelde. “Welja, de dag dat de opening plaatsvindt” en hij wees naar mijn buik. “De geboorte bedoel je? Binnen twee maanden. Nog twee maanden en je kan weer uitgebreid je verhalen vertellen aan dit kleine meisje” en ik nam zijn hand vast. Hij legde er de andere hand op en pauzeerde even terwijl hij naar de zon keek. “Ik kijk ernaar uit, dat meen ik. Netje zou zo trots geweest zijn op jou en Karel.” Alweer volgde er een kleine pauze. “Ergens weet ik dat ze bij ons is opa, altijd en overal: de wind, het bewegen van de bladeren, de zon die doorbreekt, de kamperfoelie in de tuin.” Voor Sjarel duurde het allemaal te lang en begon luidkeels te blaffen. “Ik spreek geen hondentaal, maar ik denk dat onze oude vriend hier graag een wandelingetje wil maken.” “Dan doen we dat he opa!” Ik stak mijn arm stevig onder de zijne en we begaven ons – tussen de priemende zonnestralen – naar het kerkhof.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Archieven
December 2021
Categorieën
Alles
|
(c) Breerz 2022 - Watt’s Next laadpalen
|