"Professor, ik ben aan het dementeren", dat was zowat de eerste reactie op de vraag die werd gesteld tijdens de jaarlijkse check-up: "Hoe gaat het met u?" Ik was toen 30, 7 jaar na de laatste chemo. Al enige tijd merkte ik dat het niet altijd evident was om bepaalde termen te vinden tijdens een gesprek. Ik kreeg te maken met kortsluitingen die ervoor zorgden dat Franse, Spaanse of Engelse vertalingen voor dat ene Nederlandse woord klaarstonden. Net dat ene woord in de moedertaal dook maar niet op uit mijn mond.
Aanvankelijk ging ik ervan uit dat het te maken had met verstrooidheid, of stress, maar eens ik een patroon begon vast te stellen dat echt al een hele tijd aan het aanslepen was, wist ik dat dit toch wel het aankaarten waard was. Dit vergde meer onderzoek. De prof was niet verrast of verbaasd, integendeel. De toxische mix had mijn lichaam geen goed gedaan, dat was al een tijdje duidelijk. Uiteraard (en godzijdank) heeft de chemo de kanker kunnen verdrijven, maar dat heeft toch een zekere prijs. De vreemde schakels die worden gelegd of de occasionele hiaten in mijn geheugen zijn louter het gevolg van aanslepende schade. Zelfs nu, 14 jaar na de chemo, ondervindt mijn lichaam nog steeds de gevolgen van de behandeling en moet ik gewoonweg aanvaarden dat ik nooit meer dezelfde persoon zal zijn. Dat is niet altijd evident, ondanks het slijten van de tijd. Mijn sterkste communicatiemiddel is daarom ook het geschreven woord. Het schrijfproces geeft me net iets meer tijd om de juiste woorden te vinden. Dat lukt me gewoonweg niet bij een gesprek. Het gevolg is dat ik na al die jaren een façade heb ontwikkeld. Tijdens een gesprek stop ik al mijn energie in uiterste concentratie, zodat niemand zou merken dat ik worstel met het vinden van woorden. Dat is bijzonder uitputtend, maar het kan niet anders. Meestal lukt het dan wel, maar toch sijpelt er dan een vertaling of een synoniem door, een term die erop lijkt, maar niet volledig de lading dekt. Heel vaak volgt er dan een korte stilte, niet bij mij, maar bij de gesprekspartner die tracht te begrijpen wat ik wil zeggen. Moordend. Zeker als men mijn woorden dan vervolgens verbetert, vreselijk. Dat is ook moeilijk om mee om te gaan, immers, waarom zou ik me op dat moment moeten verantwoorden voor het verspreken? Dat zou pas zeer vreemd overkomen en toch zou ik het moeten doen. Althans bij vrienden. Bij een gesprekspartner die ik niet ken, neem nu op een netwerkevent, is dat anders. Als er voldoende vertrouwen is of een zekere band, dan is het oké en lachen we er even om. Toch heb ik al een paar voorbeelden gehad van mensen die geen begrip konden tonen voor de situatie en afhaakten. Begrijpelijk, maar anderzijds ook jammer. Ik kan mensen niet kwalijk nemen dat ze een oordeel vellen, maar dat doe je niet bij een verspreking. Meteen ook de reden waarom je mij niet snel (meer) op een netwerkevent zal zien. Dat is pure stress. Die situaties hebben mijn ogen opengetrokken. Ik zal niet zo snel een oordeel vellen over iemand, niet op basis van kledij, levensstijl of een bepaalde aandoening. Mijn respect voor de medemens is bijzonder groot en ik kan alleen maar hopen dat dat omgekeerd ook zo is, ondanks de occasionele verspreking, stotter of de stilte die erop volgt. Het is de eerste keer dat ik schrijf over geheugenproblemen of het leggen van de juiste links in gesproken communicatie als gevolg van chemo. Ik vermoed dan ook dat zij die me kennen misschien een aantal zaken beter kunnen plaatsen, laten we het hopen. De boodschap die ik wil meegeven is dat je pas dingen opmerkt als je er zelf mee geconfronteerd wordt. Neem nu de vooroordelen die we veel te snel hebben klaarstaan. Tracht de zaken van op afstand te bekijken, misschien is er wel een context die een belangrijke rol speelt. Oordeel dan pas.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën
Alles
|
(c) Breerz 2020
|