“Ik ben hier zoetje, ik ben bij je”, hij nam haar hand, kruiste de vingers en haakte zich vast. Twee handen aan elkaar vastgeketend, een warme, alleszeggende bindende kracht. Ze verzamelde haar laatste energie en keek hem aan. Haar blik was glazig, een staar in het oneindige. “Waar je ook naartoe gaat lieverd, het zal er beter zijn. Je gaat nu eindelijk op reis, waar je kan genieten van rust, een warme bries, een verwarmende gloed, ver weg van dit gebeuren. Voor je het weet, zijn die laatste ellendige jaren vage herinneringen geworden. Maar vergeet mij alsjeblieft niet.” Ze kneep stevig in zijn hand, alsof ze hem op haar manier iets wou zeggen. Een onbedwingbare traan parelde op zijn wang. “Op een dag, als de zon opvallend helder schijnt, weet dan dat ik je kom vergezellen. Wanneer kan ik je nog niet zeggen, maar ik zal er zijn.” Opnieuw kneep ze stevig in zijn hand. Ondanks haar verzwakte toestand reikte de vrije hand naar zijn wang om de verdwaalde traan op te vangen. De mist in haar ogen vervaagde. Ze keek hem aan en blies “Ik hou van jou”. De kracht in de gekruiste handen ebde weg. “Goede reis schat”.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Archieven
December 2021
Categorieën
Alles
|
(c) Breerz 2020
|